Ik heb een schijthekel aan Utrecht. Kinderachtig en op weinig gebaseerd, maar het is niet anders. Ik lul mezelf ook regelmatig klem als ik het probeer uit te leggen.
Een groot deel heeft te maken met een ex en de geringe afstand van onze woonplaatsen. Zeven jaar was ik tussen de twee en de vijf avonden per week in haar stad, op nog geen dertig kilometer van de mijne. Als ze in Den Bosch had gewoond had het al niet gespeeld. Dat ligt zoveel verder, dat ik me er meer aan over had gegeven. Zoals ik al zei, kinderachtig en nergens op gebaseerd. Het gras is nou eenmaal vaak dorder bij de buren.
Tour
Zaterdag ging ik voor de tijdrit van de Tour de France weer eens naar de Domstad. Weer stapte ik dus uit bij dat afschuwelijke station. Het was direct gezellig.
Als ik puur voor een portie Tourbeleving was gekomen kon ik direct met de volgende trein naar huis. Petjes, tricots, opgetogen mensen. Ik had ze al op Amstel en ik de trein gezien, maar nu stroomden alle enthousiastelingen uit het hele land – uit heel de wereld – samen. Heerlijk.
Het Dik Tromgehalte van Utrecht kwam binnen de grachten helemaal uit de verf. De Dom en de straten eromheen ademden een hele fijne Koninginnedag-voor-sportliefhebbers uit. Echt extreem druk was het – los van langs het parcours natuurlijk – ook nergens. Het werd een geweldige dag.
Hier een kroegje, daar eens langs het parcoours staan, dan eens van een afstand naar het publieksgeluid luisteren om te horen of er een Nederlander of klassementsrenner voorbijkomt. Zelden heb ik Utrecht van zo’n goede kant gezien.
Klote stad.