Zeggen dat ik niet van shoppen houd, is een behoorlijk understatement. Als ik zelf eens wat nodig heb, ga ik heel doelgericht te werk. Ik fiets naar een winkel, pas het een en ander en ben hooguit een kwartier later buiten. Meestal met een nieuw kledingstuk. Vervolgens ga ik lekker naar huis.
Het slenteren door winkelstraten, wat mijn vriendin goed kan, daarvoor ontbreekt bij mij het talent. Bij elke winkel naar binnen staren, naar dingen waarvan je weet dat je ze niet gaat kopen, ik voel die drang niet zo. Maar er is een uitzondering. Souvenirshops, die kan ik buitengewoon goed hebben.
Op vakantie kom ik, ondanks mijn vrees, niet onder winkelstraatstruinen uit. Die gebieden liggen nou eenmaal in dat oude centrum dat je als toerist op een of andere manier altijd moet bezoeken. Geheel vrijwillig stap ik dan vol goede moed zo’n ‘I hartje [naam van betreffende stad of streek]’-prullariazaak binnen. Zelden ben ik teleurgesteld.
Zinloos
De onzin die er te vinden is, is namelijk schaamteloos eerlijk. Alle andere winkels in het centrum liggen ook vol dingen waar ik niet op zit te wachten, maar ze draaien daar omslachtig omheen. Hier is de zinloosheid juist het hele idee. Schaamteloze onzin neemt zichzelf hier niet serieus, het is zelfs het hele selling point.
Mijn koekastmagnetenverzameling gedijt er prima bij en ook drink ik thee uit verschillende afzichtelijke bekers die me aan een vakantie doen denken. Totaal inferieur aan de rest van ons servies, maar veruit mijn lievelings.

Helaas vallen de souvenirwinkels in Amsterdam buiten deze liefde. Juist omdat I amsterdam behoorlijk op me van toepassing is, valt de magie hier weg. Opeens slaan die frutsels ergens op – met hun ware boodschap – en zie ik hoe schaamteloos lelijk ze verder zijn. Jammer wel.