Op de kinderfiets naar Syrië

Iedereen die langer dan drie minuten in de nabijheid van twee of meer kleuters is geweest, weet helemaal hoe we als diersoort in de kern zijn. Als een kleuter op dat ene fietsje in de hoek gaat zitten – waar verder nog niemand de hele dag naar gekeken heeft – dan wordt dat ding vanuit het niets enorm begeerlijk. Binnen vijf minuten staat iemand te janken, omdat hij of zij ook zo nodig op het ding moet. Als de fietsende kleuter dan uitgefietst is, zal hij het opeens met een groot gebaar afstaan. Alsof het enorm nobel is. Zo zijn wij.

We kijken niet ver vooruit, zijn voornamelijk bezig met korte termijn bevrediging. Als volwassene leer je dit een beetje te onderdrukken, maar het blijft altijd aanwezig. Dat ontkennen is niet alleen dom, het is vooral gevaarlijk. Dingen die je had kunnen voorzien, maar diep hebt weggestopt, ontploffen in je gezicht. Voor je het weet verbreek je vriendschappen, het contact met je ouders, je ligt in een vechtscheiding, noem maar op.

Die kleutertrek van per se op dat fietsje moeten waar een ander op zit is daarentegen natuurlijk ook gewoon de basis van het succes van onze diersoort. Er zit ambitie in. Het beter willen hebben dan de ander. Dat grote gebaar van je fietsje afstaan als je zelf niet meer hoeft, is ook prima te vertalen naar hoe de wereld nu is verdeeld.

Eeuwenlang hebben Europese landen de hele wereld uitgebuit voor eigen gewin en zijn daar nog volop mee bezig. Ontwikkelingshulp is natuurlijk niet veel meer dan een fietsje afstaan. Bas Heijne schrijft in zijn column dit weekend ook over rijke particulieren die zonder scrupules hun rijkdom vergaren, geen dubieus middel schuwen en vervolgens bakken geld naar liefdadigheid sturen. De Steve Jobs- en Bill Gates-en van deze wereld.

Uiteraard leidt mijn betoog  – net als Heijne’s column – naar Syrië. Daar zitten we nu wereldwijd mee in onze maag, of liever mee in onze onderbuik. De nrc-columnist eindigt met dat een kleine holocaust onvermijdelijk lijkt. “Dan zal ingrijpen binnenkort nog steeds vreselijk onverstandig, maar domweg onvermijdelijk zijn.” En dat zijn wijze woorden. Wat er ook gedaan wordt het is onverstandig. Maar de rug keren kan niet.

Uiteraard heb ook ik geen idee hoe hier uit te komen. Wel is voor de zoveelste keer duidelijk dat er veel eerder van het fietsje had moeten worden afgestapt. Maar dat leren we natuurlijk nooit. Noem het de zeer donkere kant van ons succes.   

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *