Nature of nurture?

Afgelopen zaterdagnacht zat ik ineens op een trap met een duur drankje in mijn hand en werd boos.

In de rij werden we voor gek verklaard dat we al probeerden om binnen te komen. Kennelijk droegen we de verkeerde soort kleren. Mijn Engelse vriend die in Londen woont deed toch zijn best om onze groep naar binnen te praten, dat kan hij als geen ander. Mij verbaasde het niet dat het hem lukte.

De ruimte was niet bijzonder. Lux aan de Marnixstraatachtig maar dan een derde van de afmeting en dus een trap waar we naar werden verwezen. De Londense jongens leken vereerd en ik werd dus boos. “Als ik het van iemand niet had verwacht dat hij het erg zou vinden dat hij op een trap moest zitten, dan was jij het wel” kreeg ik vervolgens naar mijn hoofd. En dat klopte ook wel.

Geef me een blikje bier op een brandtrap in een pissteeg en ik ben gelukkig. Maar gewichtig doen over een zeer middelmatige tent waar je na lang wachten en reizen eindelijk naar binnen mag om op een trede te zitten, gaat er bij mij niet in.

Ik begrijp het natuurlijk wel. De exclusiviteit van deze onzin is voor veel mensen aantrekkelijk, maar niet voor mij. En dat zoiets in een echte wereldstad als Londen nog veel meer speelt dan in het werelddorpje waar ik woon weet ik ook al lang, dat hoeft iemand niet per se in mijn provinciale oor te schreeuwen. In mijn dorp mijd ik de Jimmy Woo’s en Panama’s ook al als de pest.

Nadat ik de woede van me af had weten te schudden was het nog best te harden in die kroeg. Lallende mensen, drank en ergens in de verte muziek. Zaterdagnacht. Alleen het onzin afschudden duurde hier wat langer dan gebruikelijk. Wat ben ik toch een lul.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *