Elke donderdag is mijn zoon jarig, zo jong is hij nog. Vijf weken en vier dagen. Als je leeftijd op deze manier is op te lepelen, is je belevingswereld nog een mysterie. Ik probeer er toch achter te komen. Onder andere met verschillende liedjes.
Klassiek doet het goed. Vooral Chopin en Mozart. Bij Rachmaninov en Beethoven trekt hij vieze gezichten. Gaat hij zelfs zacht huilen. Mekkeren.
Pop is lastiger. Toch weet ik al dat hij Elvis Presley wel waardeert. Always on your mind vooral. Melancholie stemt hem niet per se droevig. Daar ben ik best blij mee. Ook van Yeasayer wordt hij, tot afschuw van mijn vriendin, best gelukkig. Dat zie ik aan zijn mondhoeken. Bij Belle and Sebastian valt hij zelfs vredig in slaap.
Het sterkst reageert hij echter op Imagine van John Lennon. Hij is ermee uit zijn ergste huilbuien te halen. Geen troostvinger, geen speen, geen melk. Het horen van die beroemde beginklanken is voldoende. Gekrijs verwisselt zich voor een prachtige glimlach. Stel je voor.
Ik heb het op een verzamel-cd staan. Gelukzalig luistert hij het hele nummer af, valt bijna in slaap, tot het volgende nummer begint. Dan begint hij te blèren. Afschuwelijk vindt hij dat.
Imagine. Mijn zoon voelt de diepere boodschap van het nummer natuurlijk ook. Hij is net als de Beatle tegen ongelijkheid. Tegen grenzen. Voor tolerantie. Tegen segregatie en boven alles voor vrede. Hij is ook meer van Lennon dan van McCartney. Hij houdt van wat meer diepgang. Obladi oblada en La la la lalalala, hey Jude, vindt hij maar matige teksten.
“Dat verzinnen wij er allemaal bij. Het maakt helemaal niet uit wat je zingt, of wat je voor hem afspeelt”, zei kraamvisite laatst tegen me. Ik wil wedden dat zij als kind veel naar rotmuziek moest luisteren, van haar ouders. Zuurpruim.