Als lulligheidsfetisjist ben ik op weg van Noord-Hollandnoord naar Friesland eens halverwege de Afsluitdijk gestopt om de souvenirshop te bezoeken.
Ik hou van de Afsluitdijk. Natuurlijk is het om te beginnen gewoon een wereldwonder. Zo’n lange asfaltstreep op de reden waarom Flevoland uit de oude Zuiderzee getoverd kon worden. Wij nemen het zoete water van het IJsselmeer voor lief, maar dat is niet vanzelf gegaan. De tekst op een één en al noestige arbeid uitstralend plakkaat naast de shop “een volk dat leeft bouwt aan de toekomst” zal ik ook zeker niet tegenspreken.
Voor mij is de dijk echter vooral jeugdsentiment. Decennialang was het namelijk de levensader tussen mijn vader en zijn broer, mijn oom. Vaak ben ik er dus overheen gereden. En omdat mijn vader in de auto altijd in een aardrijkskunde- en geschiedenisleraar veranderde ben ik door heel Nederland al overbewust van waar ik rijd. Op de grens tussen IJsselmeer en Waddenzee wordt dit nog eens behoorlijk versterkt.
Ik denk niet dat het meisje van de souvenirshop nog soortgelijke gevoelens koestert tijdens haar werk. Op de begane grond van een torentje zit ze in een ruimte die in de meeste gebouwen op aarde bezemkast zou heten. Omringd door kaarten, flesopeners, en vreemd genoeg ook I amsterdamtruien leek ik, door binnen te stappen, haar uit een dagdroom te halen.
Hoe komt zo’n meisje al op haar werk? Ze leek me te jong voor een auto. Met de Interliner waarschijnlijk. Verstandiger ook. Want als je geen twee huizen hebt – een in Den Oever en een in Harlingen – is een werkplek halverwege een hele lange dijk waar je niet op kunt keren best onhandig. Maar stopt die bus daar eigenlijk wel? En wat zouden haar werktijden zijn? Hoeveel mensen zag ze op een dag? Nee, daar werken was niet zo maar een baantje. De romantiek van de historische dijk zat duidelijk ook in haar cao.
Als lulligheidsfetisjist kocht ik uiteraard een koelkastmagneet. Het is nu al een van de dierbaarste uit mijn collectie. Wie weet passeert hij ooit nog de Belgische frietzak.