Vroeger, voor de verhuizing, vond ik de gekste dingen normaal. Met mijn twee zoontjes naar de Bagels en Beans gaan, bijvoorbeeld. Of naar de bibliotheek. Naar Artis. Ik dacht er niet bij na. Stapte soms zelfs achteloos met ze in de tram. Naar de supermarkt gaan was misschien wel het leukste uitje. Zij allebei zo’n kinderkarretje. Dat deden we gewoon, met z’n allen.
Waar we nu wonen is dat allemaal ondenkbaar. Er is hier zelfs helemaal geen crèche. Die twee zijn er dus de hele tijd terwijl de simpelste dingen niet meer bestaan. Exact hetzelfde huis is daardoor compleet veranderd. Mijn werkplek bestaat bijna niet meer. Aan schrijven kom ik haast niet toe. Mijn vriendin staat in onze slaapkamer voor de klas en de auto blijkt zwaar ondergeschikt aan de bakfiets. Alles lijkt misschien hetzelfde, maar is dus totaal anders.
Wij overleven het wel. Het is stiekem, zo nu en dan, zelfs iets van gezellig. Integreren kost nou eenmaal tijd.
Juist de mens is volgens mij zeer geschikt om zich aan nieuwe omstandigheden aan te passen, alleen is er in onze moderne maatschappij het een en ander ingeslopen dat hier tegenin gaat. Waardoor we het tegendeel vaak denken.
Als ik bijvoorbeeld naar mijn vriendin luister, dan hoor ik dat veel van haar collega’s min of meer hetzelfde van hun leerlingen verwachten als vroeger, toen ze nog broodjes haalden in de kantine en niet uit hun eigen keuken.
Het kan ontkenning zijn. Doen alsof de coronacrisis volgende week voorbij is, is natuurlijk het fijnste. Maar feitelijk zal de oude situatie, van voor Covid19, nooit meer helemaal terugkeren, lijkt me. We wonen nu al drie weken in zo’n compleet ander land, dat – zelfs als het volgende maand zou stoppen – het littekens gaat achterlaten. Niet alleen economisch, ook cultureel en mentaal.
We denken ons land nog te herkennen, maar dit kan wellicht een valkuil zijn. We zijn allemaal verhuisd. Laten we al onze nieuwe buren de tijd geven om te wennen aan onze vertrouwde omgeving, al is het maar voor de lange termijn.