“Dus jij bent atheïst?” vroeg de jongen in de kroeg waarmee ik het een tijdje over zijn geloof had. Ik antwoordde niet direct.
Ik voel me helemaal geen atheïst. Waarschijnlijk ben ik het wel, maar het klinkt zo absoluut. Alsof ik God uitsluit en dat is niet zo. Hij bestaat naar mijn overtuiging dan niet, maar ik zal hem nooit ontkennen. Ik ben – net als ieder mens – juist dol op sprookjes.
Ik geloof ook heel sterk in Sinterklaas en de Kerstman, terwijl ik heel goed weet dat ze niet bestaan. “Sinterklaas is nep” – wat ik een achtjarige laatst hoorde zeggen na zijn teleurstellende ontdekking – zul je mij nooit meer horen zeggen. Iets dergelijks zal ik ook nooit over God beweren.
Atheïsme klinkt veel te streng. Te dogmatisch. Je gaat er ingeslopen beledigende zwarte schmink, page pakjes of babelonisch gevormde Gazastroken minstens even serieus van nemen als orthodoxen. Ik ben er juist van overtuigd dat iedereen een flink portie flexibiliteit kan gebruiken. Noem het mijn geloof. Mijn sprookje.