De kalkoen en de roze olifant

Artikel in Te Gek!, Magazine van Cliëntenraad Arkin, december 2016

thumbnail_tegek%20nicky

Kerstmis 2011 viel zo’n kleine drie weken na mijn psychose en gedwongen verblijf in een isoleercel. Op 25 december had ik met geen kliniek meer te maken en zat ik met mijn familie aan het kerstdiner. We hadden het over van alles, behalve over mijn eerste confrontatie met de psychiatrie. De kalkoen smaakte goed. De roze olifant in de hoek was echter een stuk aanweziger.

Ik weet zeker dat als ik een gebroken been had gehad, dat er wel naar was geïnformeerd. Naar het eten in het ziekenhuis, naar de medische ingrepen. Mijn neefjes en nichtjes hadden vast vrolijke krabbels op mijn gips gezet. Anders was ik er zelf ongetwijfeld wel over begonnen. Helaas, mijn benen waren nog intact. Mijn kwetsuur was compleet onzichtbaar.

Vooral jammer omdat de verhalen geweldig hadden kunnen zijn. Ik had alle wereldproblematiek een kleine maand eerder opgelost. Ik was ook in de meest wereldvreemde kamer geweest die ik ooit heb gezien. Een kleine ruimte met alleen een rubberen matras en een kartonnen po. Er was daar niets om mijn waanzin af te leiden. Prikkelarm noemen ze dat. Mijn eigen urine had ik er opgelikt. Ik was er naar de grond gedrukt door ME’ers met helmen en schilden, zodat een arts mij medicatie kon inspuiten.

Bij het Kerstdiner speelde het allemaal echter geen rol. Althans, niet buiten onze hoofden. Ik heb de liefste familie denkbaar. Ook mijn vrienden zijn in deze periode een grote steun geweest. Des te duidelijker werd het dat een diagnose uit de DSM behoorlijk wat eenzaamheid met zich meebrengt. Hoe praat je erover? Hoe accepteer je zoiets? Hoe groot en geweldig je netwerk ook is, met je eigen taboe sta je er alleen voor.

Schrijven
Omdat ik als vanzelfsprekend veel schrijf, ik ben tekstschrijver en voormalig leraar Nederlands, zette ik al gauw het een en ander over mijn ervaringen op papier. Aanvankelijk was dit niet therapeutisch bedoeld, het was gewoon een waanzinnig interessant onderwerp.

Nog altijd zal ik niet uit het niets met iemand over mijn bipolaire stoornis praten. Het is veel te gevaarlijk om spontaan gestigmatiseerd te worden. Waarom zou ik mezelf in zo’n onaantrekkelijk hoekje plaatsen? Schaamte speelt nog altijd een grote rol. Wat zal men van me denken?

Op papier ben ik het eerlijkst. In mijn boek, Ik heb een gek te temmen, vertel ik een verhaal dat ik op een verjaardag nooit mijn strot uit zou krijgen. Niet alleen word ik achter de computer door niemand onderbroken, ik kan mezelf er vooral niet voor de gek houden. Voor onzin is geen ruimte. Voor mijn ego net zomin. Mijn ingebouwde redacteur is onverbiddelijk.

Door mijn ziekte even flink in de ogen te staren, heb ik veel van mijn gebreken geleerd. Onder andere dat het veel goeds kan brengen.

Ik slik nu Lithium, maar mijn leven is – na de opname – niet compleet op z’n kop gezet. Wel weet ik dat ik nooit meer om mijn diagnose heen kan. Het bagatelliseren is een gevaar. Ik moet op mijn hoede zijn voor een achilleshiel. Ik kan me niet meer blind overleveren aan briljante ingevingen als in november/december 2011. Toen ik me letterlijk gek tikte achter mijn computer. Ik dacht de wereld te veranderen met baanbrekende ideeën, terwijl ik in werkelijkheid in de open armen van waanzin liep.

Gelukkig belde mijn vriendin 112. Ik kwam in een isoleercel terecht. Hier kreeg ik een of ander paardenmiddel in mijn bil, met behulp van een ME-peloton dus. Hoogstwaarschijnlijk waren het er drie of vier, maar het was overweldigend. Weken had ik hier nog nachtmerries van. Het was namelijk de werkelijkheid – veel erger dan al mijn wanen bij elkaar. Het kwam niet anders op me over dan als het nu, achter mijn computer, zou gebeuren. Ik heb niet de luxe om te ontkennen wat er is gebeurd, maar inmiddels wel de luxe om dit te beseffen.

Mijn intrede in de psychiatrie is een behoorlijk goeie leermeester. Streng maar openbarend. Het dwingt me tot een vorm van zelfreflectie die ik niet van nature bij me draag. Iets wat me zeker niet met de paplepel is bijgebracht. Eerste Kerstdag 2011 lijkt nu gelukkig nog verder terug dan mijn gedwongen opname, een paar weken ervoor.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *