Ik vrees dat ik sinds zondagavond 27 januari rond twintig over zeven definitief fan ben geworden van Theo Janssen. Die middag was zijn goal tegen Ajax nog de ommekeer in de wedstrijd. Mijn club zou gaan verliezen. Tenenkrommend. Schandalig. Kut. Maar tussen alle emoties borrelde ook een groot respect voor de man met die eeuwige blik alsof hij net is wakker geschrokken. Een man die me al een aantal jaar keer op keer op het verkeerde been weet te zetten.
Theo Janssen. Hij overtreedt talloze natuurwetten. In de regel verloopt een topsportcarrière volgens een vast stramien. Snoeihard, maar in de basis eerlijk. CEO of minister kun je nog worden met wat leugentjes op je cv. Maar als je de Olympische honderd meter finale wil halen moet je simpelweg de beste zijn. Uiteraard zijn er manieren om vals te spelen door bijvoorbeeld naar chemische hulpmiddelen te grijpen, maar ik probeer een punt over Theo Janssen te maken, niet over Michael Boogerd. En zover ik weet geven bovenmatig alcohol- en nicotinegebruik weinig voordeel.
Ook bij voetbal geldt dit rechttoe rechtaan principe van de beste zijn volgens mij. Hoewel je ogenschijnlijk wat kneuzen in onze competitie hebt rondlopen, zegt dat meer over het niveau van onze vaderlandse hoogste afdeling dan over iets anders. Als Feyenoord vertrouwen stelt in Lex Immers – die op mij overkomt als iemand die nooit helemaal over zijn groeistuipen is gekomen – dan is dat omdat hij in de Eredivisie voldoet. Hoog in het linker rijtje zelfs. Een overal geflopte speler als Pellè kan hier zelfs een status verwerven alsof je Pelé schrijft. Nederland anno 2013. Misschien handig om te herhalen dat mijn club uit Amsterdam komt.
Terug naar Theo. Hij voldoet ergens niet helemaal aan het topsport principe. Het lijkt of hij een ontsnappingsclausule heeft gevonden. Hij is natuurlijk wel overduidelijk als controlerende middenvelder zo’n beetje de beste van Nederland. Niemand heeft het inzicht en de daarbij meer dan handige afgemeten steekpass, alsof hij een potje aan het biljarten is.
En die goal zondag. Achteraf hoor ik veel mensen zeggen dat het een verdedigingsfout was van Veltman. Daar ben ik het niet mee eens. Het was de klasse van Theo. Hij wist precies wat hij deed. Bij aanname wist hij al hoe hij het ging doen. Inclusief het prachtige stiftje over de fantastisch keepende Vermeer. Tegen een man die weet, nee intuïtief aanvoelt wat hij moet doen valt haast niet te verdedigen. Kijk naar Messi, die doet niet anders. Maar laat ik Theo niet met de beste voetballer op aarde vergelijken. Sinds zondagavond denk ik namelijk dat Theo Janssen veel bijzonderder is.
Hij verloochent een belangrijk deel van het basisprincipe. Mentaal hoor je namelijk ook de sterkste te zijn om ver te komen. Zeker als je een minder groot aangeboren talent hebt te compenseren.
Hoe groter je basistalent, met hoe meer aanlummelen je weg komt natuurlijk. Balotelli en Maradonna zijn daar goede voorbeelden van. Maar om Theo hiermee te vergelijken gaat, zelfs na mijn bevlieging van gister, wel erg ver.
Janssen zou om in de buurt van échte topvoetballers te komen juist heel wat moeten compenseren met een topmentaliteit. Maar dat heeft de Arnhemmer – uiteraard – helemaal niet. Zijn altijd onuitgeslapen smoelwerk zegt al genoeg. Wat is dan zijn geheim? Al jaren een mysterie voor me.
Maar gisteravond werd het me iets duidelijker. Ik zag na de samenvatting bij Studio Sport een zeer verhelderend interview met hem na de wedstrijd. Meestal het moment waarop ik standby schiet. Over het algemeen zijn die praatjes nog leger dan die van politici, die ook allerlei belangen niet willen schaden. Dat interesseert Theo Janssen echter geen moer. Dat hele wereldje lijkt hem niet zoveel te boeien. Hij speelt gewoon met verve een net wakker gemaakt echt mens. Ik was dus ook vrij wakker toen ik het volgende één tweetje hoorde:
Theo: ‘Dan kom je 2-0 achter gelukkig (gelukkig!). Dan moet de beuk erin.’
‘Dat is ook de reden waarom je naar Arnhem bent gekomen hè? Dit soort wedstrijden.’
‘Ja, dat ik altijd beter ben in dit soort wedstrijden dat stond eigenlijk al vast. Ik probeer ook altijd in de mindere wedstrijden hetzelfde te brengen. Ik weet niet waarom, hoe het komt, maar daar heb ik wat meer moeite mee. Misschien is dat ook de reden dat ik goed functioneer bij een club die net geen top is.’ Dat laatste met een grote glimlach.
Ik weet ook niet waarom, hoe het komt, maar deze woorden maken een behoorlijke indruk op me. Dat Theo eerlijk is voor de camera, in ieder geval zo overkomt, wist ik al. Ook de boodschap is niet nieuw. Toch valt er een kwartje in me. Theo houdt alleen van voetbal als het er toe doet. Of liever, als hij er echt toe doet.
Ik had al zo’n vermoeden dat hij zich liever nog even omdraait dan dat hij tegen RKC moet spelen. Voor hem is kicksen aantrekken meestal niet meer dan een overall aantrekken voor een huisschilder. Theo is Jan Modaal. Hij heeft een uitdaging nodig om er meer van te maken. Bij een echte topclub heb je dat in de competitie niet zo vaak. Als underdog komt het veel vaker voor. Theo is liever David dan Goliath. En welk net niet getalenteerd genoeg mens wil dat nou niet.
Wat gek genoeg in de weg heeft gezeten voor een eerdere coming out van mijn waardering voor de huidige Vitessespeler is zijn jaar bij Ajax. Met de kennis van nu absurd. Dit jaar liet alleen maar zien dat Theo Janssen uitermate ongeschikt is voor de Amsterdamse club. Ook bij PSV was het niets geworden waarschijnlijk. Maar zijn superunderdog instelling vloekt in Nederland natuurlijk toch het meest met mijn club. Goddank is hij nooit in Rotterdam terecht gekomen. Wie weet wat hij daar teweeg had kunnen brengen.
Theo had beter moeten weten dan een wit-rood-wit shirt aan te trekken. Ergens was het een zeer exotische vorm van grootheidswaan. Zijn Davidmentaliteit zou hier theoretisch hooguit gevoed kunnen worden in de grootste wedstrijden in de Champions League. Verder kun je bij een club met drie sterren op het shirt alleen maar verliezen met zo’n mentaliteit. Eeuwig potjes tegen RKC.
Bij Ajax kwijnde hij – uiteraard – weg. Zijn grote talent was daar niet zo bijzonder. Standaard. Hoe kan iemand als Theo gemotiveerd raken als zijn basispotentie al niet opvalt. De altijd al aanwezige heimwee werd er alleen maar meer gevoed. Steeds ongelukkiger sjokte hij naar de koffieautomaat.
De tragiek van Theo’s Ajaxperiode is dat zijn hoogtepunt in de Arena pas kwam in een Vitesseshirt. De publiekswissel een paar minuten voor tijd is het beste wat ik Fred Rutten ooit heb zien doen. De Arnhemmers stonden al 2-0 voor. Janssen had een aardige wedstrijd gespeeld. Op de tribune zaten niet eens zoveel mensen meer. Ik wist niet zo goed wat te doen. Het is nou niet zo dat hij hier was uitgegroeid tot een belangrijke, laat staan populaire, speler. Een massaal fluitconcert had me ook niet echt verbaasd. Maar om me heen begonnen mensen te klappen en voor ik het wist ging ik staan en gingen ook mijn handen op elkaar.
Er is iets met die gekke Theo dat hij zich weet los te weken van clubgevoel. Hij lijkt waarschijnlijk meer op de gemiddelde supporter dan welke speler dan ook. Hij mag dan een geel-zwart hart hebben. We weten allemaal dat dat alleen maar een kwestie van geografie is.
Was hij in Waalwijk geboren dan speelde hij voor RKC. Maar goed dat hij niet in Amsterdam, laat staan Barcelona, Madrid of Manchester geboren is. Ik vrees dat zijn wieg in Arnhem haast niet beter had kunnen staan.
Ik hoop voor Theo dat de door Jordania gedreven ambities van de club niet te ver rijken. Ik gun hem tot het eind van zijn carrière zijn geliefde supersub. En als ik de vele lege plekken in de Gelredome bij de topper Vitesse – Ajax mag geloven, dan komt dat wel goed. De club heeft een te kleine achterban. Voor Theo helemaal niet erg. Zijn fans zitten niet perse tussen het thuispubliek. Hij is dan misschien een topsporter, maar gewoon een met een huis tuin en keuken mentaliteit. Bijzonder en heerlijk herkenbaar.