De bekentenis van Boogerd gisteren op tv was voor mij een behoorlijke natte scheet. Mijn kijk op de wereld is er op geen enkele manier door veranderd. Of het moet zijn dat ik nu weet dat Michael reservetrainer is voor het voetbalteam van zijn zoontje. Het lijkt me niet dat hij dat met al te strakke hand doet. Binnen vijf minuten mogen ze vast tot het einde partijtje doen, om er maar vanaf te zijn.
Tuurlijk heeft hij gebruikt. Het was dat of een ander beroep kiezen. Dat weten we nu wel. Dat hij het allemaal heel onbewogen zei was ook geen verrassing. Daarvoor was het te vanzelfsprekend. Meelopen om mee te kunnen fietsen. Meer is het niet.
Ik spreek het niet meteen goed. Boogerd is niet de eerste waar ik tijdens een mogelijke oorlog bij onder zou willen duiken. Maar bij wie wel? Wat me het meeste verbaast is de morele verontwaardiging die ik via tv-netten en kranten verspreid zie worden. In dit belastingparadijs voor multinationals, waar banken gered moeten worden door de staat, is het misschien tijd om wat eerlijker te worden over wat hier allemaal gebeurt. Over wie wij zijn. Vrouwen en mensen met een donkere huidskleur hebben hier nog altijd met immense glazen plafonds te maken. En in onze sportcompetities wordt er van alles gefixt. Of zou Boogerd daar helemaal alleen in staan?
In ons gedooglandje ligt juist een ultieme voedingsbodem voor het moraal van Michael Boogerd. Meedoen maar gesloten blijven als een oester, omdat iedereen veel liever de andere kant op kijkt. Pas uit de school klappen als het echt niet anders meer kan. Ik kan het Boogerd echt niet kwalijk nemen. Daarbij was hij wel een aardige renner, de beste Nederlander van zijn generatie. Geen wereldtop uiteraard. Maar ook dat spreekt voor zich. Daarvoor is de voedingsbodem hier dan weer totaal ongeschikt.