Ergens ben ik een tennisafhaker. In de basis is het een prachtige sport. Vooral de puntentelling is briljant. Deuce, break-, game-, set- en matchpoint zorgen ervoor dat je gedurend een heel potje op scherp moet staan. Iets wat ik zelf totaal niet kan. Mijn eigen tennis’loopbaan’ was een tragische confrontatie met mezelf. Met een mentaliteit die me dan wel regelmatig op 40-0 bracht, maar die me zo’n voorsprong net zo makkelijk uit handen deed glippen.
Wat wringt is dat de juiste mentaliteit spelers als Federer en Djokovic oplevert. Dat regelmatige presteren en die volle concentratie van die topatleten maakt het voor mij wat saai. Ik kan er niet goed naar kijken. Het zijn geen individuen die ik gevoelsmatig iets gun.
Vroeger had ik wel een zwak voor Goran Ivanisevic en ook wel voor Richard Krajiceck. Dat waren gasten die jarenlang worstelden met het basisprincipe van het spel. Een enorm talent, maar een karakter dat behoorlijk botste met de flow die nodig is op de vele belangrijke momenten. Echte mensen. Een randje dat hun paar titels veel meer kleur geeft dan al die prijzen van robots als Sampras en Federer.
Gelukkig is er sinds een aantal jaar weer een tennisheld waar ik helemaal achter sta. Waarvoor ik de Grandslams weer volg. Een echt mens dat een kans maakt tegen die machines. Een heerlijke chagerijn. Met het imago van een onopgemaakt bed, zoals een Britse journalist hem ooit omschreef. Jarenlang gestreden, gevochten tegen zichzelf en sinds kort de US Open en een Olympische titel op zak.
Een zeer complete speler die het nooit makkelijk heeft. Nog elk potje speelt hij ook tegen zichzelf. Maar vrijdag in Australië wel even mooi van Federer gewonnen, in vijf sets uiteraard.
Zondag kan hij het laten zien tegen stoïcijn Djokovic, in de finale dus. Come on Andy! Laat zien waar wij gewone stervelingen toe in staat zijn.