Theo houdt niet zo van voetbal

Na de 3-2 op Ajax hoor ik Theo Janssen bij Studio Sport zeggen: “Dat ik altijd beter ben in dit soort wedstrijden dat stond eigenlijk al vast. Ik probeer ook altijd in de mindere wedstrijden hetzelfde te brengen. Ik weet niet waarom, hoe het komt, maar daar heb ik wat meer moeite mee. Misschien is dat ook de reden dat ik goed functioneer bij een club die net geen top is.” De laatste zin met een grote glimlach op dat eeuwig onuitgeslapen gezicht.

Ik weet wél hoe het komt dat Theo alleen in grote wedstrijden presteert. Hij houdt meestal namelijk helemaal niet zo van voetballen. Zijn kicksen zijn niet meer dan wat een kwast voor een huisschilder is. Hij speelt eeuwig tegen RKC.

Bij Ajax had hij dan ook nooit iets te zoeken. Met Theo’s mentaliteit kun je daar alleen verliezen. Enkel wat Champions Leaguetegenstanders komen er gevoelsmatig niet uit Waalwijk. En als overmatig talent op de training niet meer bijzonder is, dan is de uitdaging heel anders dan Theo het bedoelt. Daar is hij veel te lui voor.

Maar Theo is gelukkig in Arnhem geboren. Met zijn hang naar heimwee, zijn mentaliteit en dat onhandig groot talent de enige juiste plek. Alleen daar is voetbal voor hem soms meer dan een baan. Hopelijk komen de dromen van Jordania er niet uit. Theo verdient zijn supersub.

Theo Janssen, een gewone vreemde eend

Ik vrees dat ik sinds zondagavond 27 januari rond twintig over zeven definitief fan ben geworden van Theo Janssen. Die middag was zijn goal tegen Ajax nog de ommekeer in de wedstrijd. Mijn club zou gaan verliezen. Tenenkrommend. Schandalig. Kut. Maar tussen alle emoties borrelde ook een groot respect voor de man met die eeuwige blik alsof hij net is wakker geschrokken. Een man die me al een aantal jaar keer op keer op het verkeerde been weet te zetten.

Theo Janssen. Hij overtreedt talloze natuurwetten. In de regel verloopt een topsportcarrière volgens een vast stramien. Snoeihard, maar in de basis eerlijk. CEO of minister kun je nog worden met wat leugentjes op je cv. Maar als je de Olympische honderd meter finale wil halen moet je simpelweg de beste zijn. Uiteraard zijn er manieren om vals te spelen door bijvoorbeeld naar chemische hulpmiddelen te grijpen, maar ik probeer een punt over Theo Janssen te maken, niet over Michael Boogerd. En zover ik weet geven bovenmatig alcohol- en nicotinegebruik weinig voordeel.

Ook bij voetbal geldt “Theo Janssen, een gewone vreemde eend” verder lezen

Andy Murray

Ergens ben ik een tennisafhaker. In de basis is het een prachtige sport. Vooral de puntentelling is briljant. Deuce, break-, game-, set- en matchpoint zorgen ervoor dat je gedurend een heel potje op scherp moet staan. Iets wat ik zelf totaal niet kan. Mijn eigen tennis’loopbaan’ was een tragische confrontatie met mezelf. Met een mentaliteit die me dan wel regelmatig op 40-0 bracht, maar die me zo’n voorsprong net zo makkelijk uit handen deed glippen.

Wat wringt is dat de juiste mentaliteit spelers als Federer en Djokovic oplevert. Dat regelmatige presteren en die volle concentratie van die topatleten maakt het voor mij wat saai. Ik kan er niet goed naar kijken. Het zijn geen individuen die ik gevoelsmatig iets gun.

Vroeger had ik wel een zwak voor Goran Ivanisevic en ook wel voor Richard Krajiceck. Dat waren gasten die jarenlang worstelden met het basisprincipe van het spel. Een enorm talent, maar een karakter dat behoorlijk botste met de flow die nodig is op de vele belangrijke momenten. Echte mensen. Een randje dat hun paar titels veel meer kleur geeft dan al die prijzen van robots als Sampras en Federer.

Gelukkig is er sinds een aantal jaar weer een tennisheld waar ik helemaal achter sta. Waarvoor ik de Grandslams weer volg. Een echt mens dat een kans maakt tegen die machines. Een heerlijke chagerijn. Met het imago van een onopgemaakt bed, zoals een Britse journalist hem ooit omschreef. Jarenlang gestreden, gevochten tegen zichzelf en sinds kort de US Open en een Olympische titel op zak.

Een zeer complete speler die het nooit makkelijk heeft. Nog elk potje speelt hij ook tegen zichzelf. Maar vrijdag in Australië wel even mooi van Federer gewonnen, in vijf sets uiteraard.
Zondag kan hij het laten zien tegen stoïcijn Djokovic, in de finale dus. Come on Andy! Laat zien waar wij gewone stervelingen toe in staat zijn.